Thijs Goverde met rood t-shirt met de tekst: Reading is Sexy
<<

Groter dan duizend duikboten

‘Gevonden?’ riep ik uit.
‘Gevind?’ riep Kwetter.
‘Maar… hoe dan?’ riepen we samen.
Het is namelijk onmogelijk om ons te vinden. We dobberen ergens op de Stille Oceaan, die ook wel de Grote Oceaan genoemd wordt, en niet zonder reden. Hij is namelijk heel, heel groot. Veel groter dan een duikboot. Ook veel groter dan duizend duikboten. Zelfs veel groter dan duizend duikboten van een kilometer lang. En de Tsaar Peter is weliswaar groot zat voor een bemanning van 5 personen, maar hij is bij lange na geen kilometer lang. Als je vanuit een passagiersvliegtuig naar beneden zou kijken, zou je hem niet eens kunnen zien. Kortom: de Stille Oceaan is een eindeloze woestijn van water, en onze duikbot is daarin niet meer dan een onzichtbaar klein stipje.
En we varen elke nacht een aantal kilometers (mijlen, zegt papa, want op zee praat je niet over kilometers. Alsof ons dat wat interesseert), onder water, dus als je ons vandaag gevonden hebt dan weet je morgen niet meer waar we zijn.
Dat weten we zelf niet eens. Papa heeft de computers in de stuurhut zo geprogrammeerd dat we naar een volkomen willekeurige plek varen. Soms een kwartiertje verderop, soms een plek waar we negen uur lang voor op weg zijn, meestal iets ertussenin. Pas als we weer stilliggen, weten we waar ze zijn. Bij wijze van spreken, dan. We weten het natuurlijk niet echt, want we zien de verschillen niet. Het is alsof we altijd op hetzelfde plekje liggen: midden in het water, met nergens land in zicht.
Alleen de coördinaten op het kompas zijn anders.
We hebben genoeg eten aan boord om het een jaar of twee uit te zingen, dus we hoeven nooit aan land. Kortom: het is volkomen onmogelijk om ons op het spoor te komen.
‘Hoe het ze is gelukt, dat snap ik ook niet,’ zei papa. ‘ Maar er kwam een drone deze kant op, dus...’
‘Wat bent een droon?’ vroeg Kwetter.
‘Een drrrrroon is niks,’ zei ik. ‘ Het is een Engels woord dus je spreekt het uit als dwoon.’
‘Dwoon,’ zei Kwetter.
‘Bijna goed,’ zei ik. ‘Iets meer tussen drrroon en dwwwoon in, snap je wel?’
'Het doet er niet toe hoe je het uitspreekt,' zei papa. ‘Waar het om gaat is: hoe hebben ze ons gevonden? Ik kan maar één manier verzinnen: iemand moet onze boordcomputer hebben gehackt.’
‘Gehakt?’ zei Kwetter.
Dit keer deed ze het om me te pesten, dat weet ik zeker. Ze weet heus wel hoe je hacken uitspreekt. Ik besloot er niet op te reageren.
Plotseling werd ik besprongen door de gedachte: als ze het nu deed om me te pesten, dan was dat daarnet misschien ook wel zo… Was
Kwetter misschien slimmer dan ik dacht? Ondanks haar taalfoutjes?
Ach nee, vast niet. Als ze slim genoeg was om mij voor de gek te houden, dan zou ze slimmer moeten zijn dan ik. En dat is ze natuurlijk
niet.
Terwijl ik dit alles overdacht, ging papa ons voor naar de stuurhut. Die eigenlijk helemaal geen hut is, natuurlijk, want de stuurhut staat altijd bovenop het schip en dat is geen goede plek als je op een onderzeeër zit.
'Wat bent een drwrwrwoon nou?' vroeg Kwetter.
'Een onbemand vliegtuigje, dat op afstand bestuurd kan worden,' legde papa uit. 'Dat kreng kwam recht op ons af. Dat is heus geen toeval. En deze drone heb ik uit de lucht kunnen schieten, maar er komen er vast en zeker meer. Of erger. Dus doe het luik goed dicht, jongen. We gaan onder water. We moeten hier meteen weg.'

Thijs is vandaag

Online
Offline,
want ik ben hard aan het schrijven aan een nieuw boek